De Swarte Leeuw, Neude 38

Sinds januari 2018 staat weer hoog in de gevel van Neude 38, tegenwoordig onderdeel van restaurant De Beurs, de gevelsteen met de zwarte klimmende leeuw. Deze steen is meer dan honderd jaar geleden verdwenen en lange tijd verloren gewaand 1.

Hoewel de huidige gevel dit wellicht niet doet vermoeden, is het in oorsprong vermoedelijk een middeleeuws huis. De naam De Swarte Leeuw heeft het echter pas in de 17de eeuw gekregen. In de transporten en plechten van de stad Utrecht bevindt zich een akte uit 1631, opgemaakt op 31 maart, die de verbreking betreft van het huurcontract tussen Annechgen Willems Lobij, weduwe van Pauwels Janss. de Leeuw en haar buurvrouw Gerrichgens Jansdr. van Hattem, weduwe van Aert Claess van Blanckendael. Gerrichgen heeft een huurschuld van f. 125 om de schuld te kunnen voldoen, wordt er beslag gelegd op haar goederen. Bij de deze gelegenheid wordt het verhuurde huis De Swarte leeuw genoemd. Eerdere bronnen waarin het huis wordt aangeduid als De Swarte Leeuw heb ik niet gevonden.

 

 

 

 

 

 

 

De betreffende akte uit 1631 (Utrechts archief, plechten en transporten)

De naam van Pauwels Janss., De Leeuw, doet onmiddellijk een connectie vermoeden met de naam van het huis. De gedachte dat Pauwels Janss de Leeuw de gevelsteen met de zwarte klimmende leeuw heeft aangebracht en zijn naam aan het huis heeft gegeven, dringt zich op. Het omgekeerde, namelijk dat hij zijn naam heeft ontleend aan een al bestaande naam van het huis, is natuurlijk ook mogelijk, maar om meerdere redenen niet plausibel.

 Over deze Pauwel Janss. de Leeuw (ook geschreven als de Leuw) is niet veel, maar wel iets bekend. Hij is de zoon is van Jan Bartholomeus te Wijk bij Duurstede en coorncoper bij de Gaerdbrug in Utrecht. Zijn vader, voor zover is na te gaan, voert niet de naam de Leeuw. Zijn zusje, Hillichgen, dat niet lang voor het huwelijk van haar broer overlijdt (7 juli 1624), wordt echter in haar overlijdensakte ook (Hillichgen Jansdr.) de Leeuw genoemd, dus ook zij voert de naam De Leeuw. Verder wordt vermeld dat zij dienstmaegt was tot jonker Rams was en wonende tot Wijck (bij Duurstede). Ongeveer een half jaar voor zijn huwelijk wordt Pauwel Janss. met ene Dirk Claess van de Smacht genoemd in een transportakte van 21 december 16232 die de verkoop van een rentebrief betreft op Reyer Dirkss van Langelaer, Dirck Reyers van Langelaer en Pauwels Dresscher. Deze akte is in zoverre interessant, omdat genoemde Pauwel Janss. Dresscher de peetvader is van Pauwels Janss de Leeuw.

Pauwels Janss. lijkt in 1624 een goed huwelijk te zijn aangegaan. Zijn vrouw stamt uit de familie Lobij ( ook geschreven als Lobe, Loobe, Lobi of Lobij van Oostende)3. Deze familie heeft het huis (het huidige nr. 38) dan al enige tijd in bezit. Op 9-9-1605 kopen Willem van Lobij van Oostende en zijn vrouw Jannichgen Joriaen Croessen (of Croesendochter), die op 10-04-1602 zijn getrouwd, een huis op de Neude (zuid-zuid) van Samuel Corneliss. en zijn vrouw Jolijnthen Boutens. Beide mannen worden goutsmith genoemd, Samuel Corneliss ook nog diamantsnijder. Dit is vrijwel zeker het huis dat later De Swarte Leeuw wordt genoemd. De beide echtelieden verklaren hierbij dat zij elkaar de roerende en onroerende goederen zullen nalaten. Op 11-01-1608 verkoopt Willem Willemse Lobij van Oostende het huis op de Neude zz aan Mr. Pauwels van Soest, gehuwd met Petronella van Raamsdonk. Op 20-06-1613 gaat het weer naar Willem Willems Lobij.

 Voor een goed begrip: een plecht was een lening, veelal door rijke burgers verstrekt aan particulieren. Bij een bank lenen was in de 17de eeuw niet mogelijk. Deze plechten of leningen werden  altijd geregistreerd, vastgelegd en gedeponeerd bij het Gerecht en werden ook genomen als een soort pensioenvoorziening of lijfrente en lagen altijd op het huis, waarbij het huis als onderpand diende. In feite was het een soort hypotheek. Werd het huis verkocht dan ging de plecht over op de nieuwe eigenaar en werd dan afgetrokken van de verkoopprijs. Plechten konden afgelost en verhandeld worden. Vermoedelijk is bij bovenstaande transacties slechts sprake van verhandeling van plechten. Zo wordt in 1605, 1608 en 1613 Willem Lobij, de vader van Annechgen en Mechtelt (ook geschreven als Mechteltgen) genoemd als de eigenaar van het huis z.z. op de Neude.

 Op 18-11-1624 verkoopt Willemken Ter Laer (van Hussen), weduwe van Willem Lobe (Lobij) van Oostende4, aan haar dochters Annechgen en Mechtelt Lobe het huis zz Neude dat ligt zw naast ´t Gelint en nw van Adriaen Claess. van Blanckendael5. Dit kan niet anders dan het  huis De Swarte Leeuw zijn, maar wordt niet als zodanig aangeduid: bij acte van nijcoop de Alinge huijsinge. Plecht f. 350 in contanten voldaen te wesen lijftocht van f. 783, bij contracte belooft, ten behoeve van Willemken Terlaes en jaarlijks f. 45, ingangh nemende dezer verlaertijt op 1642, soo lange sy leven. Plecht f. 800 ´t beh. van Annechgen ende Mechtelt Lobe. De plecht gaat dan over op Annechgen en Mechtelt. Het huis komt dus voor de helft in bezit van de vrouw van Pauwels Janss. de Leeuw en voor de helft aan haar zuster Mechteld.

 Op 1 augustus 1624 trouwt Pauwels Janss, wonende bij de Gaerdbrug met Annechgen (in haar trouwakte Annechjen genoemd), wonende aan de Steenweg. Het is mogelijk dat in verband met het huwelijk het huis op de Neude in november van datzelfde jaar voor de helft op naam van Annechgen komt te staan. Het is hoe dan ook een aantrekkelijke locatie voor een coorncoper, omdat de zuidzijde van de Neude toentertijd fungeerde als de zogeheten Lage korenmarkt.

 

 

 

 

Trouwinschrijving van Annichgen Willemsdr. Lobij enPauwels Janss. (de Leeuw) (Blz. 62, tweede inschrijving van boven. Utrechts archief, Doop en Trouwboeken.

 

Hoe succesvol Pauwels Janss. is als Coorncoper weten wij niet. Wel is duidelijk dat er een zekere band met Wijk bij Duurstede en de familie Dresscher is blijven bestaan. Op 10 december 1624  is er sprake van een procuratie (volmacht) om voor het gerecht van Wyk by Duurstede ten behoeve van Johan van Pallaes, raad ordinaris hof van Utrecht wonende te Utrecht op de Mariaplaats, te transporteren de som van f. 300-0-0 die Pauwels Jansz de Leeuw en zyn overleden zuster Hillichgen Jans. hebben gekregen uit een plecht die gevestigd is op het huis van Jan Bartholomeusz, hun vader, gelegen in Wyk by Duurstede in de Veldpoortstraat. Ook ontvangen Pauwels Janss. de Leeuw en zijn inmiddels overleden zusje Hillichgen de Leeuw in 1626 een gedeelte van de erfenis van Catharina Dresschers, weduwe Jan Willemss van Wijck6 

 Pauwels Janss. de Leeuw overlijdt op 3 augustus 1629 en wordt begraven in de Pauluskerk7. Pas na zijn dood komen wij iets te weten over zijn transacties als coorncoper. Op 20-2-1630 gaat Anna Lobij, weduwe van Pauwel de Leeuw een plecht aan van f. 559, 7 stuiver en 8 penninge synde sprake van geleverde haver aan Cornelis Mode, Jan Janss van Maastricht en Adriaen van Driel. En op 25-02-1630 is er sprake van een procuratie om, desnoods rechtens, haar vorderingen in ‘s Gravenhage vanwege de levering van haver aan het leger voor ‘s-Hertogenbosch te innen by enige ruiters onder de compagnieën van de prins en de graaf van Stirum. (Constituant: Annechgen Lobij en haar onmondige kinderen. Geconstitueerde Cornelis van der Schuyr). Op 26-4-1631 verkoopt Anna Lobi, weduwe van Pauwel de Leeuw, aan Jacob Huijbertse Helinck ende Dirck Peterss. van Suijlen (coorncoper) Huijsinge ende hofstede, Plecht van f. 400 t.e.v. voor f. 395 gecofte haver (nog door P. de Leeuw gekocht) ende f. 5 verschoten van de helft van de 4de penning vijf en een half procent.

            Kennelijk heeft Pauwels Janss. de Leeuw niet lang voor zijn dood nog graan geleverd aan het Staatse leger dat toen onder leiding stond van stadhouder Frederik Hendrik, die in 1625 zijn halfbroer Maurits was opgevolgd. Van april tot september 1629  werd s’-Hertogenbosch belegerd en uiteindelijk ingenomen. Herman Otto van Limburg Stirum was in dienst van het Staatse leger en sinds 1626 was hij commissaris-generaal van de cavalerie. Of de levering van graan aan de Staatse troepen iets zegt over de houding van Pauwels Janss. de Leeuw in de strijd tegen de koning van Spanje is moeilijk te achterhalen. De ruiters uit de compagnie van de prins lijken in ieder geval niet vlot van betalen te zijn geweest.

Pauwels Janss de Leeuw en Annechgen Lobij hebben dus hooguit vijf jaar in het huis De Swarte Leeuw gewoond. Dat zij er ook daadwerkelijk woonden, blijkt uit het feit dat bij de dood van Pauwels Janss de leeuw De Swarte Leeuw als adres wordt opgegeven. Wanneer precies de gevelsteen met de zwarte klimmende leeuw is geplaatst, is niet duidelijk. Het moet tussen 1624 en 1629 zijn geweest, tenzij Annechgen hem  na de dood van haar man heeft laten aanbrengen. Omdat de familie Lobij uit Vlaanderen komt, is wellicht De Swarte Leeuw ook een verwijzing  naar de leeuw van Vlaanderen. Het lijkt hoe dan ook zo te zijn dat er sprake is van een verwijzing naar de naam (Pauwels Janss.) de Leeuw. Ook heeft onderzoek naar de gevelsteen uitgewezen dat hij naar alle waarschijnlijkheid uit het eerste kwart van de 17de eeuw stamt. Of het feit dat er aan een huis, gelegen aan de toenmalige Hooge Graanmarkt (nu Oudegracht 209), een uithangbord hing met een Swarte leeuw (1618), dat ook bewoond werd door korenhandelaren nog een rol heeft gespeeld, blijft gissen.

 Na het overlijden van Pauwels Janss. de Leeuw vindt er op 9 december 1630 een boedelscheiding plaats tussen de 24 jarige Mechteltgen Lobij en haar zusje Annechgen. De plecht van f. 800 gaat over op Mechteltgen. Op 3 maart 1631 is er weer een boedelscheiding, die betreft Annechgen Willems. Lobij en haar kinderen Willem en Hendrichgens de Leeuw. Ook wordt Mechteltgen Willems Lobij weer genoemd. Het huis wordt in dit geval omschreven als: Huijsinge en de Hofstede en kluis, plecht 700 s en een half procent uit den Boedel van Annechgen en Mechteltgen Lobij. Als buur wordt Dirck Both van T’ Glindt8 genoemd. Of op maart 1631 het huis wordt verkocht aan ene Dirk Gisbertsz. uit Breukelen of dat er slechts sprake is van aflossing van een  openstaande schuld is niet geheel duidelijk. Er wordt vermeld: d´ Alinghe huijsinge en hofstede met kelder en kluijs. Plecht van f. 490 waarvan de F. 400 ter cause van coop en overige plus boort van koorn destijds door Gijsberts verkocht aan (+) P. de Leeuw dd 27-06-1629 rentende zes en een kwart procent welke obligatie hierbij gecass. wordt ende vorder f. 90 ter cause van verschoten onkosten van proces, de executie 4de penning ter voldoening van voorn. f. 400 (Willem en Hendrichgen haer derde kind, Pauwel Pauwelss. de Leeuw (onmundig) is reeds gestorven, niet lang na de dood van Pauwels Janss. de Leeuw).

Hierna is er tot begin 18de eeuw weinig te vinden over het huis De Swarte Leeuw.

In 1711 wordt het huis in de plechten en transporten genoemd als behorende tot de boedel van wijlen Anthoni Voorn9, in leven coorncoper. Als nieuwe eigenaar wordt genoemd Barend de Lier, weduwnaar van Cornelia van Heijligenberg10.
Deze Cornelia van den Heijligenberg is het jongste kind van Jasper van Heijligenberg en Aartje Stevens van Muijden, katholiek gedoopt ca. 1685. Cornelia werkt, al voor 1706, als dienstmaagd bij de rijke Utrechtse korenkoopman Anthoni (de) Voorn (geb. 1639), een weduwnaar zonder kinderen. Deze Voorn bezit verschillende huizen in Utrecht, waaronder De Swarte Leeuw aan de Neude, en ook twee hofsteden in het Kromme Rijngebied, een in Odijk en een in Oudwulven en Waaien (nu Houten). Evenals Pauwels Janss. de Leeuw heeft ook Voorn contacten in Wijk bij Duurstede, hij geeft bijvoorbeeld in 1682 een lening van 2000 gulden aan Anthony van Eyndhoven, eigenaar van de runmolen Rijn en Lek in Wijk bij Duurstede, die evenals als Jasper van den Heijligenberg), zeer is verarmd door de invasie van de Franse troepen in 1672-1674. Als onderpand voor de lening krijgt Voorn het woonhuis van Van Eyndhoven, De Nederhof, aan de Markt, en de molen zelf. 

In 1706 maakt Anthoni Voorn zijn testament op. Zijn bezit vermaakt hij aan familieleden, maar met een legaat voor zijn dienstmaagd Cornelia: ‘Wanneer zij bij het overlijden van Anthoni Voorn nog in zijn dienst is, krijgt zij 600 gulden en een gouden ring bezet met zeven fijne diamanten en nog 150 gulden, of zoveel als nodig is, om dubbele rouwkleren met toebehoren te kunnen kopen’, zodat zij om hem kan rouwen zoals de maatschappelijke status van Voorn dat vereist.

In 1710 gebeurt er in korte tijd veel in het leven van Cornelia. Juni 1710 staat zij op het punt te trouwen met een korenkoper genaamd Barend of Berend de (of van) Lier. Waarschijnlijk bij onderhandse akte kopen Cornelia en Barend de Lier op 23 juni het huis De Swarte Leeuw van Anthoni Voorn (deze koop wordt vermeld in een akte van februari 1711). Voor korenhandelaren als Voorn en De Lier is dit een huis dat handig is gelegen aan de zuidzijde van de Neude. Ook verschillende andere huizen aan zuidkant van De Neude zijn in bezit van korenhandelaren. De Swarte Leeuw, met erf en kelder wordt aan de oostkant belend door het hoekhuis T’ Gelindt (van Cornelis van Lommen) en aan de westkant door het huis De drie Papagaijen. Zes dagen na de koop gaat Cornelia in ondertrouw met Barend van Lier, en op 15 juli 1710 trouwen zij in het Anthony Gasthuis in Utrecht. Als aantekening staat in huwelijksregister: de bruijd paeps sijnde, heeft belooft met den bruijdegom te gaen. De katholieke Cornelia gaat dus over naar de Nederduitsche Gereformeerde Kerk ( later Hervormde Kerk genoemd). In de tijd voor het huwelijk zijn ook, zo horen we in de al eerder genoemde akte van februari 1711, huwelijkse voorwaarden opgemaakt (misschien in Wijk). Twee dagen na het huwelijk, op 17 juli 1710, overlijdt Anthoni Voorn in een huis aan de Oudegracht bij de Viebrug (ongeveer waar nu het voormalige Postkantoor staat).

Nog in hetzelfde jaar 1710, vijf maanden na het huwelijk, overlijdt ook Cornelia, de overlijdensdatum of begraafdatum is 12 of 18 december 1710. In het begraafboek wordt aangetekend dat zij overlijdt in een huis aan de Oudegracht bij de Viebrug. Vermoedelijk is zij na haar huwelijk in het huis van Anthoni Voorn11 blijven wonen, want na het overlijden van Anthoni wordt ook dit adres opgegeven. In ieder geval zijn Cornelia en Barend niet in hun huis De Swarte Leeuw op de Neude gaan wonen. In februari van het volgende jaar 1711 wordt de boedelscheiding tussen Cornelia en haar man Barend de Lier bij de notaris vastgelegd. Barend, de man van Cornelia is de directe erfgenaam, maar haar moeder Aartje van Muijden, weduwe van Jasper van den Heijligenberg, erft mee zoals afgesproken is in de huwelijkse voorwaarden. In de akte van 26 februari 1711, wordt aangegeven dat er vanwege het huis De Swarte Leeuw nog 800 gulden aan resterende koopsom moet worden betaald. Deze kosten en de kosten van de begrafenis neemt Barend de Lier voor zijn rekening. In ruil hiervoor laat Aartje Muyden, de moeder van Cornelia, het huis De Swarte Leeuw aan Barend, zo ook alle roerende goederen uitgezonderd de zijden, wollen en linnen kleding van Cornelia. Bovendien ontvangt Aartje Muyden nog een bedrag van 240 gl. , waarvan 40 gl. bij het tekenen van de boedelscheiding en 200 gl. wanneer de boedel is bevrijd van de borgtocht.  Na de dood van Cornelia hertrouwt Barend De Lier al snel met Metje van Wadinoyen. In juli 1711 verkopen zij het huis De Swarte Leeuw  aan Cornelis Voorn, koekenbakker in de Schoutensteeg en broer van de oude eigenaar Anthoni Voorn. Wellicht was Barend de 800 gulden aan resterende kooppenningen voor De Swarte Leeuw nog schuldig aan de erfgenamen van Anthoni Voorn en heeft erfgenaam Cornelis Voorn toen De Swarte Leeuw van hem terug gekocht om de schuld af te lossen12.

Uit het bovenstaande wordt duidelijk dat De Swarte Leeuw vermoedelijk al vrij snel na de dood van Pauwels Janss de Leeuw nauwelijks meer als woonhuis werd gebruikt en hoofdzakelijk als graanpakhuis heeft gefunctioneerd. Of Antoni altijd in het huis aan de Oudegracht heeft gewoond en niet in het huis De Swarte Leeuw, dat zijn eigendom was, of dat hij het huis heeft verhuurd of misschien alleen als opslagruimte voor zijn graanvoorraad gebruikt is niet geheel duidelijk.

Op 11 maart 1724 is er sprake van een openbare verkoping. De erven van Cornelis Voorn verkopen dan De Swarte Leeuw aan Alexander van der Steen, een man die meerdere huizen in de stad bezit en ook een aandeel heeft in de windkorenmolen aan de Stadswalle, booven de Catharynepoort., wat erop wijst dat ook hij vermoedelijk korenhandelaar is. Als borg treedt Abraham Wintjes (Winjes) op. Bij die gelegenheid wordt de volgende akte opgemaakt:

Den 11den maart 1724: Op alle welcke voor alle voorschreeve en de generale particuliere conditien men dan verkoopen salle seekere huyssinge en erve met syn kelder en kluys staande ende gelegen binnen de stad Utrecht aan de Zuydsijde van de Neude, genaemt De Swarte Leeuw, daar de erfgenamen van Cornelis van Lommen met haarlieden huyssinge, genaamt het Galint en ten oosten ende huyssinge daar de drie Papegayen uythangen ten westen naastgelegen syn ende dat met alle het geene daar in in en op aart en nagelvast is alsmeede met sodanige geregtigheden en servituyten als daar toe tam active quam passive specteeren boven s’ heeren ordinaris ongelden op de last van een oudeygen van acht stuyvers jaerlyks. De eygenaars en possesseurs indertyt vande huyssinge het Galint daar uyt competeerende gelyck ook op de servituyt van het geregtelyck accoord in dato den elfden Mey sesthienhondert sesentwintigh tusschen Dirk Jansse a Mathe daer ter tyt eygenaar en possesseur van de voorschreve huyssinge genaamt het Galint ende Paulus de Leeuw toen ter tyt meede eygenaar van de huyssinge in deesen opgerecht ende ten registere van de Ed: Achtbare  Gereghte deeser stadt gergistreert werden ende deese huyssinge bewoont by Adam Wintjes die daar aan nogh hure heeft tot Mey vanden jaare 1726 en onder het verkoffte meedebegreepen het cantoortie in het voorhuys en tafel daarin staande misgaarders voetbancken daar de coornsacken opgelegt werden.

Het interessante van deze akte is dat er iets meer vermeld wordt over het huis en wel dat in het voorhuys kantoor werd gehouden en er kennelijk graan verhandeld werd. De voetbanken met zakken graan roepen een levendig beeld op. Het is mogelijk dat bovengenoemde Adam Wintjes13 (soms geschreven als Winjes) in het gedeeltelijk achter het nr. 37 staande achterhuis woonde en dat de rest van het huis dienst deed als graanpakhuis. Alexander van der Steen was getrouwd met Elisabeth Wintjes (Winjes). Er zal een relatie zijn met Adam Wintjes, maar welke heb ik niet kunnen vinden. Hierna heb ik geen namen meer van bewoners of huurders kunnen vinden, slechts eigenaren. 

Op 27 augustus 1742 overlijdt Alexander van der Steen, maar pas op 14 april 1757 gaat De Swarte Leeuw naar de nasaten van Alexander van der Steen. Als op 27 juli 1767 Elisabeth van der Steen (Wintjes of Winjes) overlijdt, vindt er op 16-04-1768  een boedelscheiding plaats. Het gaat onder meer om de verkoping van een plaisierthuyn met steene speelhuysje oz Kruyssteeg, by ‘t Stadscingel: een huyzinge, erve en grond; zz Heerestraat en huyzinge; erve en grond wz Agter ‘t Vleeshuys; en huysinge, erve en grond zz Neude (De Swarte Leeuw) en huysinge, erve en grond c.a. oz Nieuwegragt, by Maartensdam. Bij haar overlijden wordt als adres Buiten de Weerdpoort over de Sluis genoemd. De aanzienlijke boedel (of opbrengst) gaat naar de kinderen14, die De Swarte Leeuw verkopen aan Gerrit Clemens. Gerrit Clemens, getrouwd met met Aletta van Doesburg15, is de vader van Huberta Clemens, die in het pand T’ Gelindt16 woont naast De Swarte Leeuw (Huberta wordt al in 1557 genoemd als bewoonster van het T’ Gelindt, zij is dan een jaar getrouwd met Anthonij van Woerden, apothecaris, in de Hoogduitsche Apotheek aan het Oudkerkhof). Zij was eerder getrouwd met Cornelis van den Bijlard17 . Gerrit Clemens zelf woont in de Ambagtstraat, Hij was officier bij de schutterscompagnieën de Oranje Stam en de Pekstokken (1732). In 1776 wordt vermeld dat hij blind is.

Gerrit Clemens koopt niet alleen het huis De Swarte Leeuw, maar meerdere huizen uit de boedel van Alexander van der Steen en Elisabeth Wintjes. Onder zijn bezittingen wordt buiten het huis aan de Ambagtstraat nog een huis aan de Nieuwegracht, een huis in de Heerenstraat en een huis  Agter het Vleeshuijs. Of hij ook graanhandelaar is, wordt niet vermeld. Wel had hij een aandeel in de de Kalandermolen aan de Bemuurde Weerdt oostzyde, tussen de Weerdepoort en Craenesteeg en huysing, oz Juffrouwstraad18

Op 26 oktober 1776 gaat De Swarte Leeuw over op Huberta Clemens. In 1779 wordt nog vermeld dat haar huis het T’ Gelindt staat op grond van de heer van Voorn.

 

 

 

 

 

Prent van K.F. Bendorp naar een tekening van J. Bulthuis uit 1788 in de collectie van het Koninklijk Huisarchief, Den Haag (MCS/042) voor de Tegenwoordige Staat, deel 11. Op de titelpagina van het “Tiende Stel Vaderlandsche Gezichten, of Afbeeldingen, Behoorende tot den Tegenwoordigen Staat der Verenigde Nederlanden” staat vermeld dat Bulthuis in het jaar 1788 de tekeningen naar het leven maakte. Gezicht op de Neude te Utrecht met graanverkopers, vanuit het noordwesten, met rechts een gedeelte van het hoekhuis Neude-Potterstraat. Op deze tekening is de oude trapgevel van De Swarte Leeuw nog aanwezig en ook de gevelsteen is duidelijk te zien.

 

 In 1789 is de Swarte leeuw het eigendom van Pieter van den Hoofdakker; hij verklaart tenminste op 29-01-1789 dat hij een schuld heeft van meer dan drieduizend caroli gulden aan Johanna van Buitenhem, weduwe van Anthony Vos, in leven secretaris van de stad Utrecht, en dat hij  bereid is een plecht te vestigen op zijn huizinge, erve en grond genaamd De Swarte Leeuw gelegen zz Neude te Utrecht. In 1808 wordt hij nog steeds genoemd als eigenaar van De Swarte leeuw; of hij er ook woont, is niet duidelijk.
In de 19de eeuw wordt De Swarte Leeuw, samen met T’ Gelindt, en een huis in de Schoutesteeg meerdere keren te koop aangeboden. Vermoedelijk slaat Rooijaal Pakhuis in onderstaande advertentie op De Swarte Leeuw.

 

 

 

 

 

 

 

 

Advertentie uit 1843. Utrechtsche provinciale en stads-courant: algemeen advertentieblad 13-01-1843.

 

 

 

 

Wellicht is De Swarte Leeuw toen gekocht door de graanhandelaar J. van de Velde, die het in ieder geval in 1853 in bezit had als graanpakhuis. Ook ondergaat de gevel van De Swarte leeuw, vermoedelijk in de eerste helft van de 19de eeuw19, een nogal ingrijpende verandering. Het kan zijn dat dit tegelijkertijd is gebeurd met de 19de-eeuwse verbouwing van het huis T’ Gelindt, waarbij de oude kap is gesloopt en vervangen door een verdieping en een kap met plat en schilden20. De oude trapgevel van De Swarte leeuw wordt afgebroken een maakt plaats voor een lijstgevel. Vermoedelijk is bij die  gelegenheid de gevelsteen een verdieping hoger geplaatst.

 

Neude 38 met lijstgevel en de gevelsteen ter hoogte van de tweede verdieping (ong. 1880). Utrechts archief, cat. nr.      603232.   

 

Ook in de 19de eeuw wordt het huis naar alle waarschijnlijkheid voornamelijk als graanpakhuis gebruikt. In ieder geval heeft de graanmarkt op de Neude tot ver in de 19de eeuw bestaan.

Het  grootste deel van de 20ste eeuw is het huis verbonden met de familie Lammerts van Bueren, die in de 18de eeuw naar Utrecht is gekomen. Het huis verliest echter dan zijn naam De Swarte Leeuw.

 In 1723 komt ene Hermanus Lammerts van Bueren, keurslijfmaker en korsettenmaker, naar Utrecht waar hij door 12 gulden en 10 stuiver te betalen het burgerschap verwerft21. Oorspronkelijk komt hij uit Mülheim in Duitsland; in Utrecht trouwt hij met Theodora van Rhenen. In 1774 sterft hij onbemiddeld. Hij is de stamvader van de talrijke Utrecht familie, die verschillende bedrijven in de stad heeft opgezet. Een van zijn nakomelingen is een schilder van koetsen en interieurs met een befaamd bedrijf aan de Voorstraat (de Coninck van Portugael). Een andere nakomeling Johan Jurriën Herman Lammerts van Bueren woont midden 19de eeuw in de Schoutensteeg (nu nr. 19). Zijn vader was kantoorbediende en zijn moeder winkelierster. Hij woont dus vlak bij de grote graanpakhuizen op de Neude, waaronder De Swarte Leeuw, toen het graanpakhuis van J. van de Velde. Er schijnen in die tijd veel klachten geweest te zijn over de kwaliteiten van de graanzakken en in1853 besluit de 12-jarige Johan Jurriën een partij zakken te kopen en die te gaan verhuren of verkopen, hierbij geholpen door zijn acht jaar oudere zusje Anna Maria Christina, die ook de patentbelasting betaalt. In 1860 huren zij Neude 39 (T’Gelindt) van hun buurman in de Schoutenstraat, de bakker Wessel Verdonk, die het huis ooit op een veiling had gekocht van broodbakker Antonie Rister (wellicht op de veiling van 1843). De zolder dient als opslagplaats voor de zakken. In 1867 trouwt Johan Jurriën met Emerenta Gerarda van Beusekom en zij gaan op de bovenverdieping van T’ Gelindt wonen. Zijn zusje Anna Catherina is inmiddels (1864) getrouwd met Wessel Verdonk, die weduwnaar was geworden. Johan Jurriën koopt in 1870  T’ Gelindt van zijn zwager, die zijn bakkerij heeft verkocht aan Gerrit van Rijn, die op zijn beurt was getrouwd met een jonger zusje van Johan Jurriën. In 1874/75 wordt Johan Jurriën omschreven als verhuurder van zakken, winkelier en 2-de soort zeilmaker.

 In 1902 overlijdt de toenmalige eigenaar van De Swarte Leeuw, de graanhandelaar Jan van Veldhuizen. Zijn zoon erft het huis, hij krijgt het in eigendom voor f. 8000, uit te betalen aan alle kinderen. Hij verkoopt het huis voor f. 10.000 aan Dirk Lammerts van Bueren, zoon van Johan Jurriën, die samen met zijn broer George in het bedrijf was gekomen. Het pand verkeert in een slechte staat en in het voorjaar van 1903 wordt het grondig vernieuwd, zo niet afgebroken en opnieuw opgebouwd, zoals blijkt uit de bouwtekening van 1903. Het pand bestaat uit drie delen: een pakhuis, een tussenlid en een dwars geplaatst achterhuis. Het gehele complex wordt nagenoeg  opnieuw opgetrokken tussen de bestaande gemeenschappelijke muren van de panden Neude 37 en Neude 39;  In het achterhuis, dat grotendeels  achter het huidige Neude 37 staat, worden enige bestaande onderdelen geïncorporeerd. Wel is dit bouwwerk, dat aanvankelijk uit twee bouwlagen met een zadeldak bestond, verhoogd tot drie bouwlagen met een zadeldak. Het tussenlid, dat eveneens uit drie bouwlagen met een zadeldak bestaat, vormt slechts de verbinding tussen het pakhuis en de achterbouw. De achtergevel is op het niveau van de begane grond en de eerste verdieping gedeeltelijk blijven bestaan en is in ieder geval ouder dan 1903. De hijsluiken van de voorgevel worden geflankeerd door kruisvensters (eerste en tweede verdieping) en rondboogvensters (zolder). Het voorste deel van de begane grond is onderkelderd22.

 

 

 

 

 

Gezicht op de voorgevel van het huis De Zwarte Leeuw (Neude 38, midden) te Utrecht, kort voor ingrijpende verbouwing in juli 1903. Links het huis Neude 39. J. Moesman. 1903 Utrechts archief, cat.nr. 64756 

 

 

 

 

 

 

 

 

Moesman. Neude 38, omstreeks 1905. De nieuwe gevel. Ter hoogte van de eerste verdieping zijn twee hardstenen gevelstenen aangebracht met  respectievelijk de tekst: ZEILDOEK-LINNEN & TOUWHANDEL en WATERDICHTE DEKKLEDEN TE HUUR & TE KOOP.  Utrechts archief. Cat, nr. 64763

 

In 1904 gaat de vennootschap J.J.H. Lammerts van Bueren van start. De naam was een eerbetoon aan de oprichter van het bedrijf. De vennootschap wordt huurster van het zakelijk gedeelte in Neude 38 en wordt geleid door de zonen Dirk en George. Het bedrijf specialiseert zich in onder meer in zakken, allerlei soorten touw, dekkleden, reddingsboeien en maakte ook de geldzakjes voor het stadhuis.

 Op 6 juni 1923 overlijdt Johan Jurrien Herman. Zijn zoon George is al op 8 februari  overleden. Het bedrijf komt nu neer op de vrijgezel Dirk, die een wat stuurse man geweest schijnt te zijn. Hij woont op nummer 39: T’ Gelindt. In directe lijn zijn er nu  geen Lammers van Bueren meer die kunnen opvolgen. In 1897 is echter Catherina Lammerts van Bueren, de zuster van Dirk en George, getrouwd met de Utrechts predikant Willem Hellemans. Zij krijgen een zoon, Johan Jurrien Hermanus. Die besluit in dienst te treden van de zeilmakerij. Dat was hij aanvankelijk niet van plan. Hij was naar naar Zuid-Afrika waar hij in Stellenbosch de landbouwschool bezocht. In Stellenbosch begon hij een maisbedrijf, dat echter geen succes werd, waarop hij naar het toenmalig Nederlands Indië vertrok. Daar trouwde hij met Jacoba Maria Das. Ook hier zat het hem niet mee, hij krijgt malaria en besluit op het aanbod van zijn oom in te gaan om in de winkel op de Neude te gaan werken. In 1928 wordt de NV Touw en zakkenhandel voorheen J.J.H. Lammerts van Bueren opgericht. Uiteindelijk komt de zaak in handen van hun zoon  George.

Tijdens de oorlog de oorlog saboteert George Hellemans bestellingen van de Duitsers en hij wordt ook enkele malen gearresteerd. In 1931 krijgt hij van zijn oom Dirk de titel onderdirecteur.

In 1948 neemt hij het aandeel van oom Dirk over, terwijl deze op nr. 39 blijft wonen.

In 1961 komt de tweede zoon George Koos Hellemans in de zaak. Het kantoor wordt gevestigd op de bovenverdieping van nr. 39. In 1962 wordt hij medefirmant. Max, de vierde zoon begint een handel in sportartikelen, wat een flinke verbouwing van huis nr. 38 vereist.

Tijdens deze verbouw verdwijnen de oude inrijdeuren met de flankerende kruisvensters en maken zij plaats voor een moderne onderpui zonder deur. Het pakhuis blijft bestaan uit drie bouwlagen en een zadeldak en een voorgevel met een bakstenen topgevel met halverwege een trede, waar toen de reclametekst VLAGGEN EN TENTEN is aangebracht.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Neude 38 met de moderne onderpui. Foto uit 1988. Cat. nr. 64758

 

 

De jongste zoon Jurrien richt zich op de zeilmakerij en wordt de sponsor van het LAVA BU racing team. Daarna maakt de zeilmakerij een onstuimige groei door. Beroemd worden de cabrioletkappen voor boten. Ook wordt er begonnen met de verkoop van caravans (de Royalette) en wintersportartikelen. In 1989 wordt Schoutenstraat 6 gekocht. De firma van Lammerts Bueren (die  allang ook elders vestigingen heeft) wordt weer geconcentreerd op de Neude, nu in vier panden, die in de kleur ossenbloed geverfd worden. De nadruk ligt in deze tijd vooral op beschermingssystemen voor de bouw. Ook nu dient pand nr. 38  vooral als pakhuis. Eind 1990 vertrekt de firma Lammerts van Bueren definitief naar nieuwbouw op de Arkansasdreef 24 en worden de panden op de Neude verlaten.

In 1996 neemt de toen 26 jarige Theo Burger de vier panden over. Hij voegt ze samen en brengt in nr. 38 de oude ingang weer terug. Zijn aanvankelijke idee is er een uitgaansgelegenheid voor studenten te vestigen. ‘s Middags worden er lunches geserveerd, s’ avonds diners en op een later tijdstip worden de stoelen en tafels verwijderd om er een discotheek van te maken waar gedanst kan worden. Al snel krijgt het een restaurant een bredere opzet, niet meer hoofdzakelijk gericht op studenten.

In 2017 is het café/restaurant grondig verbouwd. De plannen hiervoor dateren al van 2003, maar konden pas dit jaar, in het kader van de komst van de bibliotheek in het voormalig hoofdpostkantoor en de vestiging van een Stayokay hotel in het bankgebouw van de ABN-AMRO, die gepaard gingen met versoepeling van de gemeentelijk regelgeving, gerealiseerd worden. Niet alleen is er op de tweede verdieping een restaurant gekomen, maar het totale interieur is grondig aangepakt en het aanbod van bieren, wijnen en de menukaart is aanzienlijk uitgebreid.

Het is in het kader van deze verbouwing dat de gevelsteen met de klimmende zwarte leeuw, die ooit door Pauwels Janss de Leeuw en zijn vrouw Annechgen Lobij in de gevel van hun huis is geplaatst, weer is teruggebracht in hun ‘oude huis’, zij het dat dit nu een totaal ander aanzien heeft dan zo’ n 350 jaar geleden en de steen helemaal in de top van de gevel zit. In de 17de en 18de eeuw zat hij boven de voordeur en sinds vermoedelijk het eerste kwart van de 19de eeuw ter hoogte van de tweede verdieping. s’ Avonds wordt de fraai door Richard Wendling gerestaureerde steen helder  verlicht en is hij duidelijk te zien.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Noten

  1. De geschiedenis van de gevelsteen is beschreven in Oud Utrecht, tijdschrift voor geschiedenis van stad en provincie. Jaargang 91, februari 2008, ‘De Swarte leeuw, een verloren gewaande gevelsteen’.

 

  1. Transportakte 2491 069 van Notaris Petrus Bosch te Wijk bij Duurstede. 21-12 1623

 

  1. W.J.C. van Hasselt (een nakomeling van de Lobé’ s (een later schrijfwijze) vermeldt in Utrecht Voorheen en Thans. Tijdschrift voor Geschiedenis, Oudheden en Statistiek , 2de serie, 2de jaargan 1815 blz. 97- 100 dat de familie afkomstig is uit Vlaanderen, maar zeker al sinds de 16de eeuw tot de welgeboren Maartens- of Martensmannen van Utrecht  behoorden. In 1527 was er een Willem Willemsz. Lobe (van Oostende) die schout in de Dom van Utrecht was. Zijn zoon Steven Loby heeft in ieder geval twee zonen gehad die Willem heetten en waarvan de een drost van Soest en Soestdijk was en de ander schout in de Dom. In welke relatie Willem Willemsz. Lobij, de vader van Anneghen, tot deze familie staat is niet geheel duidelijk. Dat er een relatie moet zijn, kunnen wij aannemen uit het feit dat ook de vader van Anneghen wordt aangeduid als Lobe van Oostende.

 

  1. Jannichgen Joriaen Croesendocht was in middels overleden en Willem Willems Lobij van Oostende is op 29-06-1611 hertrouwd met Willemken Terlaer (van Hussen). Hierbij wordt hij genoemd als de weduwnaar van Jannichgen Joriaen Croesendochter met onmondige kinderen. Hoewel niet bij name genoemd zullen dit Annichgen en Mechteld zijn. Het gaat hier om een akte van uitcoop betreffende het huis op de Neude zz. Een huysinge met een plecht van f.800. Voor elk kind f. 25 rente. De vader zal zorgen voor het onderhoud van de kinderen tot hun mondigheid.

 

  1. Zeer waarschijnlijk dezelfde als Aert Claess van Blanckendael, wiens weduwe in 1631 een huurschuld heeft aan Annechgen Lobij.

 

  1. Catharina Dresscher is wellicht een zuster Paulus Janss. Dresscher, de peetvader van Pauwel Janss. de Leeuw.

 

  1. Op 12 april 1630 overlijdt ook een zoontje, dat eveneens wordt begraven in de Pauluskerk. Het is mogelijk dat Pauwels Janss. de Leeuw via zijn peetvader contacten had met de Paulusabdij. We lezen tenminste dat er op 9 december 1584 een akte van overdracht heeft plaatsgevonden door Hermen van Riebeeck en zijn vrouw Janne, dochter van Hein Drescher, aan Pauwels Janszone Drescher (de peetvader van Pauwel Janss. de Leeuw) en zijn vrouw Derckgen Willemsdochter van de hypotheek op het goed Zielhorst (een goed van de Paulusabdij) vanwege een lening door Meerie, dochter van Evert Jans te Wijk bij Duurstede, 1584 dec. 9.

 

  1. De spelling van de naam van dit huis varieert. In het stadsregister van transporten en plechten is aangetroffen ‘Glindt’ (1624, 1627), ‘het Glint’ (1687), ‘het Glindt’(1700) en ‘het Gelindt’ (1733). In 1747 werd de houten voorgevel vervangen door de huidige stenen.

 

  1. Antoni Voorn heeft het huis in 18-11-1686 gekocht, hoewel de naam De Swarte Leeuw niet wordt genoemd, maar wel de belending Het Glint. Cornelis Voorn treedt op als gemachtigde. Wel wordt Paulus de leeuw doen ter tyt eijgenaar van de huijsinge genoemd volgens een verwijzing naar een akkoord d.d. 11-5-1626 voor het gerecht van Utrecht (mei 1626).

 

  1. De nu volgende gegevens heb ik ontvangen en min of meer integraal over genomen van de heer W. Kemperman uit Zeist, een nakomeling van de familie Van Heijligenberg.

 

  1. Wellicht in verband met het legaat.

 

  1. Bronnen: Lening in 1682 van Anthoni Voorn aan Anthoni Van Eyndhoven, eigenaar van de molen Rijn en Lek zie Regionaal Historisch centrum Zuidoost Utrecht (RHZOU), Stadsgerecht Wijk bij Duurstede toegangsnr. 67, inventarisnr. 54, f. 218. Testament Anthoni Voorn in 1706: Het Utrechts Archief (HUA) 34-4 Notarissen in de stad Utrecht 1560-1905, notaris Hendrik van Hees, inventarisnr. U127a003, aktenr. 83. Huwelijk Cornelia en Barend: DTB Utrecht boek 100, pagina 828. Overlijden, begraven Cornelia: DTB Utrecht boek 128, pagina 811. Akte van boedelscheiding van Cornelia en Barend voor notaris H. van Hees, HUA 34-4 Notarissen in de stad Utrecht 1560-1905, inventarisnr. U110a008, aktenr. 218.

 

  1. Adam Wintjes is op 06-08-1741 in Zeist is getrouwd met Geertruyd Baars. Vermoedelijk op oudere leeftijd, want Geertruyd is al twee keer eerder getrouwd geweest. Verder wordt vermeld dat hij uit Rindern komt.

 

  1. Petronella van der Steen, getrouwd met Anthonij de Cruijff, Maria van der Steen, getrouwd met Johannes Straleman, Maria Winjes, Anna maria Staelman, en Alexander Staelman (minderjarig).

 

  1. De datum van de ondertrouw is 23-03-1727, de aktedatum 14-04-1727).

 

  1. De spelling van de naam van dit huis varieert. In het stadsregister van transporten en plechten is aangetroffen ‘Glindt’ (1624, 1627), ‘het Glint’ (1687), ‘het Glindt’(1700) en ‘het Gelindt’ (1733).

 

  1. Zij zijn op 20-08-1747 in ondertrouw gegaan: de aktedatum dateert van 04-09- 1747.

 

  1. Dit was een door een paard aangedreven pers waarmee bombazijn (een sterke geweven stof, waarvan de inslag van wol is en de schering van zijde) glad en glanzend gemaakt werd (gekalandeerd).

 

  1. Op enkele einde 18de eeuwse tekeningen wordt althans De Swarte Leeuw nog afgebeeld met een trapgevel.

 

  1. J. van der van der Hoeve, Neude 37, 38, 39, Schoutenstraat 16, (rapport), 02-1995. (Uit: Gemeente Utrecht, Erfgoed, Alfabetische lijst Bouwhistorische Rapporten en Cultuurhistorische Verkenningen, d.d. 07-2013).

 

  1. De nu volgende gegevens over de familie Lammerts van Bueren zijn ontleend aan: H. Ellenbroek ONDER ZEIL 1853-2003 – 150 jaar Lamerts van Bueren, Zeilmakerij en Groothandel. Hans Ellenbroek / Lammerts van Bueren, 2002.

 

  1. J. van der van der Hoeve, Neude 37, 38, 39, Schoutenstraat 16, (rapport), 02-1995. (Uit: Gemeente Utrecht, Erfgoed, Alfabetische lijst Bouwhistorische Rapporten en Cultuurhistorische Verkenningen, d.d. 07-2013)