Molen Klaarwater en het pakhuis ’t Molentje

Artikel, gepubliceerd in Nieuwsbrief Nederlands Volksbuurt Museum, 2000, nr 26, p. 5

Molen Klaarwater en het pakhuis ’t Molentje.

Met het plaatsen van een gevelsteen in de Oranjestraat realiseert het Volksbuurtmuseum zijn, inmiddels zesde, buitenproject. Met deze projecten wil het Volksbuurtmuseum de geschiedenis van de wijk zichtbaar maken en tegelijkertijd de wijk leefbaarder.
In het geval van deze gevelsteen kunnen we extra verheugd zijn omdat niet alleen de steen een bijzonder fraaie aanwinst is voor de wijk, maar ook de plaats is in dit geval bijzonder. Hoog boven het straatniveau is de steen voor voorbijgangers en bewoners goed zichtbaar. Dat het een kopie betreft van een steen die daar ooit gezeten heeft, geeft het een extra dimensie. De gevelsteen met een afbeelding van molen Klaarwater zal op de Nationale Molendag op 13 mei [2000] worden onthuld. 

Leemput

De geschiedenis van de molen Klaarwater gaat terug tot 1558 toen houtkoper Gerrit Willemsz op het eerste bolwerk (hoek Nieuwe Kade t.o. de Bemuurde Weerd o.z.) dat werd aangelegd rond de stad, en Morgenster heette, een rosmolen plaatste. Hij pachtte de grond van de gemeente die op die manier iets van de aanlegkosten probeerde terug te verdienen. Verder kreeg hij een terrein dat zich uitstrekte tot de molen bij de Zandsteeg (Oranjestraat), dat hij als weide mocht gebruiken.
In 1566 kreeg Jan Jacobsz van Leemputten, de vader van de later zo bekend geworden Catrein, die het kasteel Vredenburg met haar volgelingen verwoestte, het bolwerk met toebehoren in erfpacht. Het bolwerk werd toen ook wel het Leemputtenbolwerk genoemd. Na 1610 wisselden de eigenaars zich snel op en werd de rosmolen vóór 1615 gesloopt om plaats te maken voor een nieuwe molen die rond 1670 werd aangeduid met de naam Lambrechtsmolen. Ook deze molen wisselde vaak van eigenaar totdat in 1737 de schout van de Meern, Jean Sanderson, de molen verkocht aan Adrianus Lomeyer en Hendrik Bindervoet. In deze transportakte werd de molen voor het eerst Klaarwater genoemd.

In die tijd was er echter een overcapacitieit van stenen korenmolens ontstaan, waardoor werd afgezien om Klaarwater te vervangen voor een stenen molen. De molen werd niet goed onderhouden en in 1747 deed het molenaarsgilde het verzoek om de Klaarwater te mogen uitkopen en afbreken. Deze afbraak vond plaats in 1753.

Cement- en runmolen

Omdat de plaats vanwege de overwegend westelijke winden gunstig was, verzocht Jan Verkerk, meester steenhouwer, in 1763 op de plaats van de vroegere molen Klaarwater een windmolen te mogen bouwen tot het malen van cement en run (gemalen schors van eiken). In de plaats van een standerdmolen kwam er nu een bovenkruier te staan. Jan Verkerk overleed in 1775 en zijn vrouw in 1785. In 1821 kreeg de toenmalige eigenaar toestemming de molen af te breken.

Rode Molen

De cement- en runmolen wordt in de literatuur ook wel de Rode Molen genoemd. Een verklaring daarvoor kan gezocht worden in de relatie die de eerste eigenaar, Jan Verkerk had met het pand Vismarkt 13, dat ook de Rode Molen heette, en waarin eenzelfde soort gevelsteen zat. Zijn vader was de eigenaar van dat pand en het lijkt voor de hand liggend om te veronderstellen dat hij als persoonlijke keus de cement- en runmolen dezelfde naam gaf.

Pakhuis ’t Molentje

Was de molen verdwenen, het bijbehorende pakhuis waar de gevelsteen in zat, bleef nog tot in onze tijd in de Oranjestraat op nummer 17 (nu 35/37) bewaard. Naast dit pakhuis, dat veelal ’t Molentje wordt genoemd, bevond zich een poortje dat vroeger toegang gaf tot de zogenaamde ‘molenaarsgang’, een steegje dat van de voorkant van de molen tussen de bebouwingen door, toegang gaf tot de Oranjestraat. In de volksmond kan deze steeg de Rode Molensteeg geweest zijn.
Het pakhuis werd later achtereenvolgens gebruikt door de Stoomgrofsmederij van Hörmann, die op de hoek Jan Meyenstraat en de Oranjestraat zat, van Rijn’s Mosterdfabriek, en de Hopmi.
Het markante klokgeveltje, dat vanwege de opvallende breedte en ouderdom op de monumentenlijst stond, werd uiteindelijk toch rond 1966 gesloopt. Het Utrechts Nieuwsblad schreef in 1965 nog daarover: ‘Het zou te betreuren zijn wanneer men dit restant van een oud bouwsel bij de realisering van de saneringsplannen in de nabije toekomst zou prijsgeven. De gepleisterde gevel zou kunnen worden afgebikt en nog geruime tijd in de nieuwe sfeer zijn plaats kunnen hebben. Dat is niet alleen zinvol om de gevel zelf, maar ook om de laatste overblijfsels (de gevelsteen) te bewaren van de molen de Klaarwater.’
Met de plaatsing van de gevelsteen kunnen we 35 jaar na dato alsnog aan de oproep van het U.N. gehoor geven.

Dirk van Sichem

Bronnen:

Zes eeuwen molens in Utrecht, W.A.G.Perks, Spectrum 1974

Utrechts Nieuwsblad, 8-4-‘65; 8-12-‘79

 Tj. de Haan, Volkskunst der Lage Landen. Elsevier, 1965

Archief Volksbuurt Museum, Wijk C