Boven in de gevel bevindt zich de kop van een os. Op de puibalk staat geschilderd: ‘1432 DE KLEINE VLEESCHHAL’.
De leden van het Vleeshouwersgilde roerden zich in de vijftiende eeuw regelmatig in de turbulente stadspolitiek (Lichtenbergers tegen de Lokhorsten). In 1426 vermoordden de slagers onder andere Beernt Proys. . Dit leidde tot de opheffing van het gilde. Het slachthuis, dat vlakbij het schepenhuis aan de Stadhuisbrug lag, werd gesloten. Veel later gaf de overheid de slagers weer eigen gebouwen; hun handel werd echter verspreid over de stad. Zo ontstonden het Grote Vleeshuis aan de Voorstraat en de Kleine Vleeshal aan de Lange Nieuwstraat.