Lezing Rietje de Bruijn, 11 oktober 2021 bij de onthulling gevelsteen Pieter Quint Ondaatje

Toen Ondaatje op 16 november 1773 op de boot stapte naar de Republiek heeft hij een afscheidsgedichtje  geschreven:

Vaarwel ! O vreugdverwekkend oord !
O aangename lustgravetten
Uw schoon heeft my genoeg bekoord
Vaarwel, ik gaa uw lof, in Bato’s oord, trompetten

Ondaatje zal zijn hele leven trots zijn op zowel zijn Ceylonese als Hollandse afkomst, en in het bijzonder ook een nakomeling te zijn van de Bataven.

Bato is de mythische stamvader van de Batavieren.  Zo rond 1500 werden in humanistische kringen  de Bataven herontdekt (of misschien moet ik zeggen ontdekt). Zij zouden in de noordelijke Nederlanden gewoond hebben en een heldhaftig, deugdzaam en vrijheidslievend volk geweest zijn dat met succes in opstand kwam tegen de Romeinen en zelfs al een primitieve vorm van democratie gekend zou hebben.

         Tijdens de opstand tegen Filips II drong een vergelijking met de vrijheidslievende Bataven zich als het ware natuurlijk op en dit speelde een niet onaanzienlijke rol in het ontstaan van een gevoel van patriottistische verbondenheid die tegelijkertijd werd verweven met een zekere  politieke en morele superioriteit. Deze mythe leefde algemeen in de Republiek zowel onder staatsgezinden als prinsgezinden. De latere stadhouder Willem V heeft zelfs als tweede naam Batavus gekregen.
De belangrijkste deugden van de Bataven zou de Hollanders in het bloed zitten: dat wil zeggen soberheid, werkzaamheid, vrijheidslievendheid, eigenschappen die de Republiek groot gemaakte zouden hebben. Godsdienstigheid, dat ook als een belangrijke deugd werd gezien, past hier natuurlijk minder in.

          De 18de-eeuwse patriotten (of Bataven, zoals ze zich later meestal noemden), waarvan Ondaatje een van de meest succesvolle leiders wordt, geven de schuld van de verloren gegane glorie en verval van de Republiek, (althans zo werd dat gevoeld) juist aan het teloor gaan van deze oude waarden. De Hollander moeten weer ware patriotten, ware Bataven worden.

Maar wat verstond  Ondaatje onder een ware patriot? In het blad de Oost- en West Indische Post, waarvan het redacteurschap wordt toegeschreven aan Ondaatje en Von Liebeherr, worden er zelfs drie volledige nummers aan het patriotismus gewijd:
‘Patriottisme moet alleen toegekend worden aan diegenen die door woorden en daaden opentlijk toonen, dat zij in al hun doen en laaten het algemeen belang van het Vaderland boven alles stellen en alles doen wat leidt tot bevordering van dit algemene welzijn.’
Maar patriottisme is meer  dan liefde voor het vaderland; het is meer verschuldigd aan een verheven gevoel, dan aan iets wat je natuurlijk hebt meegekregen. Zo kan ook iemand  die buiten zijn vaderland is geboren, een ware patriot zijn

         In de eerste plaats moet je om een goede patriot te zijn, een goede burger zijn,  en om een goede burger te zijn moet je een goed, deugdzaam mens zijn. En hoe word je dat: daarvoor moet je zowel godsdienst als de rede volgen. Godsdienst volgen betekent het belang van het vaderland bevorderen via een werkzaamheid die verbonden is met de liefde en de plicht tot de naaste: alleen zo kun je het algemene belang stellen boven het particuliere en alleen zo kun je gericht zijn op het geluk en voorspoed van vele duizenden.  Hiermee wordt patriottisme de hoogste deugd. Noem je jezelf een patriot zonder hieraan te voldoen, dan ben je  een bedrieger van de maatschappij.

         Maar je moet dus niet alleen de godsdienst volgen, ook de rede. Een patriot, een burger (en daar werden in de 18de-eeuw mannen onder verstaan)  moet genoeg verlicht zijn en zijn best doen om te weten wat tot het algemene welzijn kan dienen. Dat is niet je verlaten op het gewoel en geschreeuw van het volk en ook niet op de Groten van deze wereld. Nee, je moet zowel de razernij van het volk, alsook de toorn van een vorst trotseren. Ook Ondaatje wilde dus niet de hele burgerij politieke invloed geven. Bedeelden en ook bedienden werden beschouwd als nog niet verlicht genoeg. Iedere zaak moet getoetst worden aan een onpartijdig oordeel. Een patriot moet zich op beproefde mannen verlaten; drift verblind het verstand, waarheid openbaart zich alleen aan bedaarde patriotten.
En Ondaatje doet zijn woord gestand. Als hij in maart 1785 van vijand en vriend de kritiek krijgt dat hij de vroedschap te veel onder druk heeft gezet  en hij ook volgens eigen zeggen zijn drifter en ijver niet volledig meester is geweest, treedt hij af als geconstitueerde en treedt terug uit de schutterij en Pro Patria.

         Ook wordt er in de artikelen in de Post  gewaarschuwd voor het gebruik van geweld, zowel van burger tegen burger als van militair tegen burger. (Let wel, niet van militair tegen militair. Ondaatje zal zelf deelnemen aan verschillende campagnes die ten doel hadden de Republiek te bevrijden.) Ook al omdat de uitkomst van geweld altijd onzeker is: zo spreekt hij de bijna profetische woorden: de stromen van bloed vergoten voor de vrijheid, verzwaren juist veelal de ketenen. Ondaatje heeft dan ook zonder gebruik van geweld, een revolutionaire omwenteling tot stand gebracht.

         Tenslotte wordt er benadrukt dat een patriot de vriend moet zijn van de gehele mensheid en hij mag en moet  de deugden, de wetenschappen en kunsten van zijn vijanden bewonderen en zelfs aanprijzen. Daarmee kan hij juist  de burgers en zijn vaderland een dienst doen, omdat ‘alle vermeerdering van geluk en voorspoed in den grond van zijn Vaderland aangekweekt, naderhand de vruchten van waar Patriottismus toebrengen.’

         Ondaatje spreekt dan ook de vroedschap in maart 1785 aan op het gehalte van hun patriottisme: Zijn zij wel ware patriotten als zij de  burgerij van zich vervreemden? Zijn zij niet zelf verantwoordelijk als er een opstand uitbreekt? Maken zij zich niet tot bedriegers van de maatschappij?

         Er schuilt misschien enige tragiek in het feit Ondaatje – die als 15-jarige vermoedelijk met grote verwachtingen naar Bato’s oord vertrekt – zijn laatste levensjaren doorbrengt in Batavia. De stad die ironisch genoeg is vernoemd naar de Bataven, een stad waar vrijburgers zoveel mogelijk werden geweerd, waar ong. 60% van de bevolking uit slaven bestond, en waar in de loop van de 18de-eeuw een duidelijke segregatie  had plaats gevonden. Waar door de VOC stromen bloed zijn vergoten om de alleenheerschappij te verkrijgen, zij het niet in naam van de vrijheid. Waar naastenliefde niet in praktijk werd gebracht en de bewindvoerders van de VOC er weinig blijk van gaven vriend van de gehele mensheid te zijn. Waar het particuliere het nagenoeg altijd won van het algemene. Waar exploitatie van de rijkdommen en onderdrukking de heersende politiek was.

         Als Pieter Ondaatje in 1816 naar de Oost vertrekt, naar Batavia (het tegenwoordige Jakarta) was Nederland niet meer de Republiek van 1786 en ook niet meer de Bataafse Republiek van 1798, en hadden zich ook in de Oost, zoals men toen zei, zich veranderingen voltrokken, De VOC was genationaliseerd – waar ook Ondaatje aan had meegewerkt – en de Nederlandse staat wordt in 1816 de baas in wat dan Nederlands Indië gaat heten. Niet meer de handelskolonie van de VOC is, maar een exploitatie-kolonie van het koninkrijk Nederland wordt. Wat, gezien vanuit de inheemse bevolking, geen verbetering betekende.

         Het is de vraag of Ondaatje er iets van zijn oude patriotse idealen zou hebben kunnen of willen realiseren. Zijn opvattingen van patriottisme en goed burgerschap zullen hem hierbij in de weg hebben gezeten. Velen, ook de oprechte patriotten van die tijd, vonden dat de inheemse bevolking nog niet verlicht genoeg was om een volwaardig burger te zijn.
Dit is een van de problematische kanten van de verlichting, die ook in het debat  over de afschaffing van de slavernij en toekenning van volwaardig burgerschap – dus van alle burgerlijke rechten en vrijheden – een aanzienlijk rol speelde. Het is natuurlijk problematisch een verlicht burger te worden als iedere vorm van onderwijs wordt ontzegd.
Hoe Ondaatje zich zou hebben verhouden tot de veranderde omstandigheden in de Oost of hij ook hier een voorvechter van uitbreiding van burgerrechten zou zijn geworden (In zijn tweede proefschrift spreekt hij zich duidelijk uit tegen slavernij), weten wij niet. Zijn functie van president van de Hoge Raad heeft hij  niet meer kunnen uitoefenen, omdat hij op weg naar Batavia een beroerte heeft gekregen en hij twee jaar later in 1818 is overleden.