Steen met de tekst:
NICOLAAS
BEETS
WOONDE HIER
VAN
4 AUGUSTUS 1854
TOT
18 MAART 1903
In de gevel van dit voormalige woonhuis van Nicolaas Beets is een gedenksteen aangebracht met een classicistische omlijsting.
De theoloog Nicolaas Beets (1814-1903) was hoogleraar aan de Utrechtse Universiteit. In zijn Leidse studententijd schreef hij onder het pseudoniem Hildebrand de Camera Obscura.
Beets was een abolitionist – hij zette zich in voor afschaffing van de slavernij. Hij speelde onder andere een prominente rol in het Utrechtse Comité van de Nederlandsche Maatschappij ter Bevordering van de Afschaffing der Slavernij, die in 1852 was opgericht. Zijn standpunt kwam ook terug in enkele van zijn gedichten. (Zie ook: Sporen van slavernij Utrecht).
De gedenksteen werd ontworpen door architect L.W.R. Schütz en onthult in 1903. Bron
Huisnaam
BOOTHWIJCK
Het pand werd in 1658 gekocht door de toenmalige burgemeester van Utrecht, Cornelis Booth (1605-1678). Het huis heeft vrijwel zeker bij die gelegenheid of snel daarna de naam Boothwijck gekregen, aangezien het in een akte van 1659 als zodanig wordt aangeduid.
Hoewel de naam Boothwijck op 3 februari 1718 nog in de plechten en transporten van de stad Utrecht wordt genoemd als het huis door de familie Booth wordt verkocht, is de naam daarna niet meer terug te vinden en vervaagt ook ook de herinnering aan Cornelis Booth. Het pand wordt meer bekend als ‘Beets-huis’.
Cornelis Booth is echter van grote betekenis geweest voor de stad:
Al op jeugdige leeftijd is hij actief als bestuurder van Utrecht. In 1632 wordt hij schepen in het gerecht, vervolgens lid van de vroedschap, eerste kameraar (iemand die controle uitoefent op de financiën) van de vroedschap, raadsheer in het Hof van Utrecht, lid van de Staten van Utrecht en van 1656-1658 burgemeester. Daarnaast wordt hij 1639 regent van het Bartholomeus Gasthuis en in 1640 kameraar van de Lekdijk.
Booth, die onder meer medicijnen had gestudeerd, zette zich o.a. in om iets te doen aan de regelmatig terugkerende pest-epidemieën. In die tijd dacht men dat de pest werd veroorzaakt door stank en een slechte luchtkwaliteit. Hij ontwierp een nieuw stratenplan – mede noodzakelijk voor ontsluiting van de immuniteiten. Dat zou de stad meer en betere lucht moeten geven.
Een van de aanpassingen was de aanleg van een doorgang van het Janskerkhof naar de Voorstraat, waarmee het oude kapittel van St. Jan – een van de grootste door grachten en muren omringde immuniteit – beter geïntegreerd werd in de stad. Deze verbindingsweg is nu bekend als de Boothstraat.
Zijn grootste betekenis voor de stad ontleent Booth wellicht aan zijn benoeming in 1640 tot bibliothecaris van de stadsbibliotheek/annex universiteitsbibliotheek. De collectie was in zijn tijd gevestigd in het koor van de Janskerk. Hij was daarmee de eerste bibliothecaris van de universiteitsbibliotheek Utrecht en pakte dat professioneel aan.
Booth blijft tot zijn dood in 1687 werkzaam als bibliothecaris en is als zodanig van onschatbare waarde geweest voor de vorming van de collectie. Zo heeft hij onder meer een groot aantal boeken en handschriften van Buchelius, waaronder vermoedelijk ook de ‘Inscriptiones’, verworven. Een persoonlijk bijdrage tot de bibliotheek is zijn Beschryvinge der Stadt Utrecht.
Door de aankoop van het huis in de Boothstraat hoefde hij slechts enkele stappen naar zijn werkplek, het speciaal voor hem gebouwde kantoortje achter het koor, te lopen.
Cornelis Booth heeft dus veel betekend voor de stad. Daarom nam het Utrechts Geveltekenfonds het initiatief om de naam Boothwijck op het huis te laten schilderen. Zij nam daarvoor contact op met de eigenaar van het pand, de Universiteit van Utrecht. En met succes: sinds februari 2020 siert de naam het huis.