Het huis stamt uit de eerste helft van de 14de eeuw en heette Leuwenberch, naar een van de eigenaren Gijsbert van Leuwen. De leeuwen op de kantelen verwijzen naar de eigenaar en naar de huisnaam.
In 1985 is -bij de laatste restauratie- een schijngevel geplaatst. Op de vier kantelen zijn moderne metalen leeuwen aangebracht, die herinneren aan de oude natuurstenen leeuwen. Het jaartal 1985 verwijst naar die laatste restauratie. De architect was Paulus van Vliet.
Geschiedenis van de bewoners:
In 1404 was Jan Hombout burgemeester van Utrecht en de familie Hombout is in die tijd eigenaar van het huis. Na de Hombouts is het huis in bezit gekomen van de familie Arntsz. Willem Aerntsz. was een vermogend burger, die bij testament geld heeft nagelaten aan de broeders van het St. Barbara- en het St. Bartholomeusgasthuis. Hij wilde een gasthuis voor geesteszieken stichten.
De verschillende eigenaren van het huis worden genoemd in de ´Monumenta´ van Buchel pag. 217 (fol. 116r):´ Op de westsijde van de Oudegraft, tusschen de Geertenbrugge ende de Smedebrugge, staet het huys Leuwenberch, a possessore Gisberto a Leuwen sic dicta, quia circa annum 1500 plures, in frontispicio, leones ex lapide Bentemico poni curavit. Dit huys eertijts gepossideert bij die van den Heyligen Lande, een out geslachte (uyt hetwelcke anno 1475 was scepen Aernt Willemsz van den Heyligen Lande), van outs toebehoort hebbende die van Hombout.`
De vertaling hiervan luidt:
Aan de westzijde van de Oudegracht, tussen de Geertebrug en de Smeebrug, staat het huis Leeuwenberch, zo genoemd door de eigenaar Gijsbert van Leeuwen, omdat hij rond 1500 aan de gevel verschillende leeuwen van Bentheimer steen heeft laten aanbrengen. Dit huis was eertijds eigendom van de familie Van den Heyligen Lande, een oud geslacht (waaruit in 1475 Aernt Willemsz van den Heyligen Lande schepen was), maar vanouds behoorde het toe aan de familie Van Hombout.
In 1491 wordt Gysbert van Leuwen voor het eerst vermeld als eigenaar: Huys te Hombout tuschen de Geertebrug en de Smebrug is […] eygenaer van geworden Gysbert van Leuwen, wiens dochter getroudt aewn Aernt Booth, de voorgevel van grauwen erduyn dede make, settende op yder tinne een stene leuw, oock het huys nae haer latende noemen Leuwenberch’. Dus hoogstwaarschijnlijk is Gysbert van Leuwen degene die de oude houten voorgevel heeft laten vervangen door een gevel van ´grauwen erduyn´ ofwel Bentheimer zandsteen. In dezelfde tijd dat de nieuwe gevel is geplaatst, werd er ook een onderkelderd achterhuis aangebouwd.
In 1561 wordt het huis verkocht, zoals uit de Transportakten d.d. 12.11.1561 en de Boedel van Aernt Boot blijkt: “Gerrit Boot, Arent Boten soon, Willem van Zuijlen van Nijvelt en Joffrou Aecht Boot zijn huijsvrou, Johan Boot haeren broeder, Boudewijn van der Boeij, boedelharder zijner kinderen geprocreeert en naegelaten bij Joffrou Alidt Boots zijn huijsvrou, Joffrou Anna en Mechtild zaliger Aernt Booth dochteren geprocreeert bij Joffrou Geertruijdt van Leeuwen sijn wijff, allen erfgenamen voornoemde Aernt Boots en Joffrou Geertruijt van Leeuwen, transporteren haer huijs bij Sint Geertenbrugh … ten behoeve van Johan Calvo en Joffrou Johanna Vincke sijn wijff … nu genaemt Leuwenborch eertijt het huijs ten heijligen lande oock ten tijden van Gijsbert van Leeuwen, vanouts het huis Hombout”. Het echtpaar was kennelijk vermogend en genoot aanzien. Aernt Booth, ooit student te Leuven in 1502 en te Orleans had zelfs bezittingen in Friesland.
In 1506 pacht hij met Julius van Botnia, ridder en raad in Friesland, en Marten Kobel, rentmeester van Zuid-Holland, onderhands te Brussel de Bildtlanden van de raad van Karel V. Aernt en Geertruyt Boot waren niet alleen vermogend, maar ook ondernemend en vroom als we tenminste de inscriptie in de Geertekerk mogen geloven, die vermeldt dat: ´”Arnoud Booth, ridder van Jeruzalem, ´heeft tot Jerusalem geweest met syn Huysvrow Geertruyd van Leuwen, dochter van Gysbert van Leuwen,´ dat wil zeggen Aernt Boot heeft de reis naar het Heilige Land en Jeruzalem gemaakt (in 1524), met zijn vrouw Geertruyd, dochter van Gijsbert van Leuwen (Monumenta van Buchel pag 216, fol. 115r).
Geschiedenis van het huis:
In de loop van de eeuwen is het huis verschillende keren verbouwd, zo is er rond 1600 een tweede achterhuis aangebouwd. Het hoofdhuis had toen ook een verbinding met wat nu Oudegracht 305 is (Klein Leeuwenberg). Ooit liep het huis helemaal door tot de Springweg.
Het huidige huis heeft twee bouwlagen. Het is in 1985 gerestaureerd door het architectenbureau Temminck Groll-Van Vliet. Wat nu nog rest van het middeleeuwse huis zijn de kapconstructie en de werfkelder.
Het hoofdhuis is 17 meter diep, 7 meter breed en heeft een zadeldak. De voorgevel, 3 trafeeën breed, is gedeeltelijk nieuw opgetrokken en uitgevoerd met een schijngevel, waardoor de indruk wordt gewekt alsof het huis vier bouwlagen heeft. Omdat de oorspronkelijke voorgevel in ´grauwen erduyn´ (Bentheimer zandsteen) was opgetrokken, is de schijngevel ook uitgevoerd in zandsteen, en trachiet. Tijdens de verbouwing zijn oude kleurresten teruggevonden, die erop wijzen dat de gevel een gelige kleur had. Deze kleur is ook nu aangehouden. Er zijn weer vier kantelen aangebracht en op iedere kanteel is een leeuw geplaatst.De metalen leeuwen hebben een enigszins moderne uitstraling. Een deel van de betimmering en een schouw uit de 18e eeuw zijn uit het huis gehaald en verfraaien nu slot Zeist. In de 20ste eeuw heeft het huis lange tijd een drukkerij geherbergd. Het is nu opgedeeld in appartementen. Het jaartal 1985 verwijst naar de restauratie uit dat jaar.